Thorlak, de beschermheilige van IJsland

IJsland is lang onbewoond gebleven. Pas in de 8e en 9e eeuw kwamen de eerste kolonisten aan land. Het grootste deel van de kolonisten was heiden en IJsland was nog grotendeels een heidens gebied in een Europa waar het christendom steeds weider verspreid werd. Een deel van de eerste bewoners was echter afkomstig van de Britse Eilanden, zij waren daar vaak al eerder met het christendom in aanraking gekomen en namen het geloof mee naar IJsland. Zij slaagden er echter niet in om de overige eerste bewoners te bekeren.

Vanaf 980 bezochten verschillende missionarissen IJsland. De eerste was een terugkerende IJslander: Þorvaldr Konráðsson inn víðförli: Thorvald Konradsson de verbereisde. Hij reisde samen met een Saksische bisschop, Fridrek. Þorvaldr bereikte weinig, werd bespot en uiteindelijk gedwongen om IJsland te ontvluchten. Niet lang daarna werd de christelijke Olaf Tryggvason koning van Noorwegen. Hij vond het erg belangrijk om ook IJsland te bekeren.

Veel van zijn pogingen mislukten en de gewelddadige acties van de door hem naar IJsland gestuurde missionarissen, zoals vernielingen van heidense beelden en moord, maakten Tryggvason en het christendom niet populair. Tryggvason werd echter steeds meer vastberaden om IJsland te bekeren. Als laatste redmiddel besloot hij de Noorse havens te sluiten voor IJslandse schepen. IJsland kon nu niet meer handelen met haar belangrijkste handelspartner. Ook gijzelde Tryggvason een paar zonen van IJslandse hoofdmannen en dreigde hen te doden als de IJslanders zich niet zouden bekeren.

De IJslanders wilden koste wat kost de relaties met Noorwegen goed houden en de druk vanuit Noorwegen sterkte de christenen in het land in hun bekeringsdrift. Er dreigde een burgeroorlog uit te breken tussen de heidenen en de christenen. De situatie werd al snel tijdens de jaarlijkse Althing beslecht, er werd tot arbitrage besloten door de volksvertegenwoordiging.

Er werd een bemiddelaar benoemd die zou besluiten of IJsland christelijk zou worden. De goði Þorgeir ljósvetningagoði werd door beide partijen als bemiddelaar geaccepteerd. Hij aanvaardde deze belangrijke taak onder voorwaarde dat iedereen zich bij zijn besluit zou neerleggen. Na zich een dag en nacht teruggetrokken te hebben, besloot hij dat IJsland christelijk werd, mits er een paar uitzonderingswetten zouden blijven gelden, waaronder het eten van paardenvlees (door de paus verboden) en de eeuwenoude praktijk op IJsland om ‘overbodige’ kinderen bloot te stellen aan de elementen om te voorkomen dat het eiland overbevolkt zou raken. Þorgeir, zelf voorheen een heidense priester, gooide vervolgens al zijn heidense godenbeelden in een waterval, sindsdien bekend als de Goðafoss, de Waterval van de goden. Hierna werden alle aanwezigen op de Althing gedoopt. De vreedzame bekering van IJsland en de manier waarop een burgeroorlog werd afgewend illustreert de unieke volksvertegenwoordiging en wetgeving in IJsland.

Het duurde hierna nog ruim honderd jaar voordat IJsland zijn eerste heilige voortbracht. Þórlákr Þórhallsson werd geboren in 1133, werd op zijn tweede tot priester gewijd en in 1178 werd hij bisschop van Skálholt. Hij stichtte daarna het eerste vrouwenklooster in IJsland, hij richtte het klooster in volgens de regels van de heilige Augustinus en werd abt van het klooster. Þórlákr deed zijn best om kerkelijke tucht in het hele land te vestigen. Hij stierf 15 jaar later op 23 december 1193. Hij werd meteen na zijn dood al als heilige vereerd. In de 13e eeuw verschenen de eerste heiligenlevens over Þórlákr. Pas in 1984 werd zijn heilige status officieel en riep Paus Johannes Paulus II hem uit tot nationaal beschermheilige van IJsland.

In de heiligenlevens zijn een aantal wonderen toegeschreven aan Þórlákr. Zo kon hij bijvoorbeeld ziektes genezen. Er wordt verteld over een man, Tjovri, die zo zwaar gewond raakte aan zijn handen dat zijn handen ontstoken en stijf werden en hij zijn vingers niet meer kon strekken. Na 15 jaar riep hij Þórlákr aan en vroeg hem om hem te zegenen en te genezen. Toen hij de volgende ochtend wakker werd, waren zijn handen volledig genezen. Hij liet zijn handen aan alle aanwezigen zien en het Te Deum werd gezongen. Steeds meer mensen hoorden van dit wonder en vroegen Þórlákr zelf ook om hulp, en Þórlákrs gave leek onuitputtelijk: alle wensen werden meteen ingewilligd.

Þórlákr beschikte ook over meer praktische gaven, zo kon hij economische crises afwenden, koeien van arme boeren weer tot leven wekken en gist in bier veranderen. Er bestaat ook een verhaal waarin Þórlákr wordt aangeroepen door een man die zich met zijn scheermes had gesneden en Þórlákr vroeg om de wond te genezen. Ook is een verhaal bekend over een huisvrouw die haar gouden ring kwijt was en ondanks lang en veel zoeken haar ring niet kon terugvinden. Ze riep heilige Þórlákr aan en vond meteen haar ring terug op een plek waar ze vaak had gezocht.

Het is dus begrijpelijk dat Þórlákr erg populair was bij de IJslandse bevolking, zijn gave om gist in bier te veranderen zal daar zeker bij geholpen hebben! En hij is nog steeds niet vergeten: vandaag de dag vieren IJslanders nog altijd op 23 december Þorláksmessa. Dat feest wordt als de aanloop tot Kerstmis gevierd.

Leave a comment